Vertrekken zonder enig plan, Avignon was het eindpunt

Een bescheiden herinnering uit het leven van uw ouderling en broeder in de Kolenkit te Amsterdam begin van het jaar 2022

Het was 1973, mijn geliefde en ik gingen naar Frankrijk. Naar Avignon in Zuid-Frankrijk, waar de Mimoa bloeit en geurt, en waar de druiven in kiezelgrond in trossen aan de wijnstok hangen. Bijbelser kan het niet. Met de trein van het Centraal station, autoloos zoals onze hele aardse leven.

Een lange reis met de slaaptrein naar het uiterste zuidelijke gedeelte van La Douche France. Het voordeel van reizen per trein is dat er geen vleugels aan zitten. Dus vallen is uitgesloten. Dertien uur reizen, het kon ons niet lang genoeg duren. Vertrekken zonder enig plan, Avignon was het eindpunt. Men vertrekt en komt aan, het is net het echte leven. We hoopte op een bord op het station met de naam Avignon. Meer niet. Aangekomen in Avignon is er ook trouwens nog een microfoontje waar in twee keer wordt omgeroepen “Ici Avignon, Avignon ici”. Enige taalkennis van het Frans is toch wel mooi meegenomen dacht ik pas later. We zochten naar een hotelletje midden in de stad voor drie weken waar de prijs zodanig was dat we er niet na een week alweer uit moesten.

Het was een donker pijpenlaatje met achterin twee oude mannetjes

Of zoals een grappenmaken eens zei in Amsterdam bij het betreden van een hotel “ho-tel je geld na”. Het onderkomen was senang. Veel bloemetjes op het behang en een mooi opgemaakt bed, ook met bloemetjes en met twee nachtkastjes die er overdag niet stonden. De madame die het hotel bestierde was buitengewoon charmant, lief en aardig. Het begin was goed en het kon zoals onze lieve pastoor die nu bij de Heer is altijd zei: “het komt allemaal goed, broeders en zusters van de Kolenkit!”
Aan de overkant van ons onderkomen was een klein eethuisje waar we, na ons kamertje achter ons gelaten te hebben, zouden gaan eten. Het was een donker pijpenlaatje waar achterin twee oude mannetjes ongelooflijk hard zaten te hoesten, ver voor de Corona pandemie. Het waren twee kleine Marokkanse patrons bleek het later. Ze waren in het donkere achterafje moeilijk te zien maar bleken bij na veel latere bezoeken de aardigste restauranthouders die we in ons aardse leven ooit meer zijn tegen gekomen.
Maar nu het belangrijkste, lieve broeders en zusters. Hoe was het eten? Het eten was heerlijk doch zeer eenvoudig, Twee kleine visjes met veel patatten waarvan de staartjes lieflijk tegen aangelegd lagen.
Maar nu de portee van het verhaaltje. Op het moment dat wij in die mooie stad in Frankrijk waren, was er een festival met muziek en dans. Gevolg: veel toeristen in dit kleine eethuisje met dezelfde honger als wij. De mannetjes, die ondertussen uitgehoest waren, vroegen aan alle bezoekers om wat eten in te leveren. Of iedereen één van de twee visjes en wat patatten wilden afstaan. Zonder ophef of gemor, geen gestamp, nee, zelfs geluidloos, werd er aan voldaan. Wij mensen kunnen het dus ook, dachten wij in een vol en warm restaurant in 1973 in Avignon.
Als we de Bijbel goed verstaan hebben, broeders en zusters, over het brood en de vissen in de Bijbel, rest mij alleen u een bescheiden maar vriendelijke oproep te doen om ook het weeshuis in Suriname te blijven ondersteunen met uw geldelijke bijdragen.
Uw broeder Cees Spruit