1. WEES EERLIJK EN OPRECHT.
Geen leugens om bestwil of overdrijven;
I Petr. 3:10).
2. FLAP ER NIET ZOMAAR VAN ALLES UIT.
(Ps. 141:3 – ‘stel een wacht voor mijn mond’)
(Spr. 15:28 – ‘het hart van de rechtvaardige overweegt, wat hij zal antwoorden’).
We hebben takt nodig, om met elkaar te praten (Spr. 25:11).
3. MENINGSVERSCHILLEN MOETEN OP EEN AANGENAME WIJZE GEUIT WORDEN.
(Spr. 15:1 – een zacht antwoord…; Spr. 25:15 – ‘door lankmoedig-heid wordt… zacht gemaakt’ Spr. 29:11 – ‘wijze houdt boosheid in..’; Ef. 4:26 en Jac. 1:19 –
‘Wees langzaam tot toorn en zondig niet’.
4. VOORKOM RUZIES
Wees snel bereid het weer goed te maken als het toch gebeurt. (Ef. 4:26 – leg het bij vóór de zon ondergaat) Koppigheid is veel erger dan drift.
5. LUISTER MET ALLE AANDACHT NAAR ELKAAR
Luisteren is het aktiefste onderdeel van communicatie: Strek je AKTIEF uit om de ander BETER te begrijpen. Geef geen antwoord
vóór de ander is uitgepraat.
Vertellen kost meer tijd. Voor luisteren heb je GEDULD nodig. Luister met gebruik van oren E N ogen: kijk elkaar aan. Wees niet ondertussen bezig een goed antwoord te bedenken: dat is tot dwassheid en smaad (Spr. 18:15).
6. Bent u fout geweest, aarzel dan niet er vergeving voor te vragen
(Jac. 5:15,16).
7. ONTWIKKEL EEN VERGEVINGSGEZINDE HOUDING
Ef. 4:32; Col. 3:13; I Petr. 4:8; Matth. 18:21; Matth. 6:14 en 15.
Dat is van LEVENSBELANG!
8. HAAL GEEN OUDE KOEIEN UIT DE SLOOT
(Spr. 17:9; Je weet het wel, maar je hebt het achter je gelaten)
9. MAAK GEEN BELACHELIJKE OF KLEINERENDE OPMERKINGEN TEGEN ELKAAR
Houd elkaar hoog: Phil. 2:3 – acht de ander uitnemender…..
10. WEES IEMAND, DIE OPBEURT, BEMOEDIGT EN VERSTERKT.
Pred. 4:9,10; Job. 4:4; Jes. 50:4.